
Jurisprudentie
BB8202
Datum uitspraak2007-11-19
Datum gepubliceerd2007-11-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 07/3742
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2007-11-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 07/3742
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Tijdelijke vrijstelling en bouwvergunning voor het oprichten van tenten op het terrein Fens te Eindhoven ten behoeve van een ijssculpturenfestival in het kader van het evenement "Eindhoven Winterstad". Verzoek om schorsing van het besluit is door de voorzieningenrechter afgewezen.
Uitspraak
RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 07/3742
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 november 2007
inzake
[verzoekers], e.a.,
te [woonplaats],
verzoekers,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven,
verweerder,
gemachtigden mr. M.J.A. Kwaaitaal, mr. G.D. van Leeuwen en J.A.M. van den Eijnde.
Aan het geding heeft als partij deelgenomen Sculpture Events Factory International,
te Eindhoven, vergunninghouder, gemachtigden mr. P.W.M. Dorn en E. Boselie.
Procesverloop
Bij besluit van 6 november 2007 heeft verweerder aan vergunninghouder verleend:
- vrijstelling ingevolge artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) van het bestemmingsplan “Eindhoven binnen de Ring”;
- ontheffing van artikel 4 van de Algemene Leefmilieuverordening Eindhoven 2003 (Leefmilieuverordening);
- een tijdelijke reguliere bouwvergunning voor het plaatsen van tenten en techniek op het parkeerterrein Fens, kadastraal bekend gemeente Eindhoven, sectie D, nr. 3354, voor een periode tot en met 15 februari 2008.
Tegen dit besluit hebben verzoekers een bezwaarschrift ingediend.
Bij brief van 8 november 2007 hebben verzoekers de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 november 2007, waar verzoekers [verzoekers] zijn verschenen in persoon. Verweerder is verschenen bij gemachtigden. Verschenen zijn voorts de gemachtigden van vergunninghouder.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Voor zover de toetsing aan het in dit artikel neergelegde criterium met zich brengt dat een beoordeling van het geschil in de bodemprocedure wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend in die procedure.
3. Aan de orde is de vraag of naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het bestreden besluit in bezwaar in stand zal kunnen blijven en of in verband hiermee al dan niet een voorlopige voorziening als verzocht dient te worden getroffen.
4. Vergunninghouder heeft op 9 augustus 2007 bij verweerder een aanvraag om bouwvergunning ingediend voor het plaatsen van tenten en techniek op het terrein Fens te Eindhoven ten behoeve van een ijssculpturenfestival als onderdeel van het evenement Eindhoven Winterstad. Naast het ijssculpturenfestival zullen op andere locaties in Eindhoven een Snow-ramp, een ijsbaan en een kerstmarkt worden georganiseerd. Het evenement start op 8 december 2007 en duurt tot medio februari 2008. Het ijssculpturenfestival zal dagelijks geopend zijn van 10.30 tot 17.30 uur (op Nieuwjaarsdag van 13.00 tot 17.30 uur). Het terrein, waarop onderhavige tenten worden geplaatst, is een openbare ruimte in de wijk Bergen die normaliter als publieke parkeerplaats voor circa 80 voertuigen in gebruik is.
5. Het bezwaarschrift en het verzoekschrift zijn ingediend door [verzoekers], mede namens een aantal andere bewoners van de wijk Bergen te Eindhoven. Ter zitting zijn stukken overgelegd, waaruit blijkt dat 33 personen, woonachtig aan de Bergstraat, Kleine Berg, Grote Berg, Heilige Geeststraat, Keizersgracht, Anna van Egmondstraat, Spijndhof en de Smitstraat, [verzoekers] hebben gemachtigd om namens hen procedures te voeren om het plaatsen van tijdelijke bouwwerken in de periode tot en met 15 februari 2008 op het parkeerterrein Fens te voorkomen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan uit deze schriftelijke bewijsstukken worden afgeleid dat deze personen [verzoekers] hebben gemachtigd om onder meer bezwaar te maken tegen het besluit van verweerder van 6 november 2007 en om de voorzieningenrechter te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen.
6. De identiteit van degene voor wie bezwaar wordt gemaakt, kan tot de afloop van de bezwaartermijn bekend worden gemaakt. In het onderhavige geval is de termijn voor het maken van bezwaar nog niet verstreken, zodat het er voor moet worden gehouden dat met de bekendmaking ter zitting tijdig bekend is gemaakt namens wie bezwaar is gemaakt. Daaruit volgt tevens dat de identiteit van degenen namens wie is verzocht om een voorlopige voorziening tijdig bekend is gemaakt.
7. Ten aanzien van de vraag of verzoekers kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
8. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
9. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter betreft het hier een besluit waarvan het redelijkerwijs te verwachten gevolg is dat het in ieder geval invloed zal hebben op de woon-/leefomgeving van de verzoekers die woonachtig zijn aan de Bergstraat en de Keizersgracht. Deze straten grenzen aan het terrein waarop het bouwplan ten behoeve van het festival is gesitueerd. Op grond hiervan kunnen in ieder geval deze verzoekers worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. De vraag of ook de overige verzoekers kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden kan daarmee in het midden blijven.
10. Het wettelijk kader is verder als volgt.
11. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden te bouwen
zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende bouwvergunning.
12. Artikel 44, eerste lid, van de Woningwet luidt, voor zover in casu van belang, als volgt
1. De reguliere bouwvergunning mag slechts en moet worden geweigerd, indien:
a. (..);
b. (..);
c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld;
d. (..);
e. (..).
13. Artikel 17, eerste lid, van de Wet op de Stads- en dorpvernieuwing luidt als volgt:
Onverminderd het bepaalde in artikel 44 van de Woningwet moet de bouwvergunning eveneens worden geweigerd, indien het bouwwerk, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd zou zijn met bepalingen van een leefmilieuverordening.
14. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders met het oog op een voor een bepaalde termijn voorgenomen afwijking van een bestemmingsplan voor die termijn vrijstelling verlenen van dat plan. De termijn kan, ook na mogelijke verlenging, ten hoogste vijf jaren belopen.
15. Ingevolge artikel 19 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 wordt vrijstelling als bedoeld in artikel 17 van de wet slechts verleend, indien aannemelijk is, dat het beoogde bouwwerk, werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid dan wel gebruik niet langer dan vijf jaren in stand zal blijven respectievelijk voortduren.
16. Ingevolge artikel 4 van de Leefmilieuverordening is het verboden binnen het op de bij deze verordening behorende kaart aangeduide toepassingsgebied, het gebruik van gronden en gebouwen te wijzigen in een ander gebruik dan voor wonen.
17. Gelet op artikel 7 van de Leefmilieuverordening kan verweerder voor een wijziging van het gebruik van gronden en gebouwen gelegen binnen het toepassingsgebied van het in artikel 4 genoemde verbod ontheffing verlenen in die gevallen waarin voor de betreffende wijziging een vrijstelling is verleend op grond van de artikelen 15, 17 of 19 van de WRO.
18. Tussen partijen is niet in geschil dat voor het plaatsen van de tenten waarin de ijssculpturen (en een horecavoorziening) zullen worden geplaatst een (tijdelijke) bouwvergunning is vereist.
19. Het bouwwerk is in strijd met het bestemmingsplan “Eindhoven binnen de Ring”. Ingevolge dit bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming “Woondoeleinden”. Het bouwplan is in strijd met artikel 23.1 van de planvoorschriften, omdat niet mag worden gebouwd alvorens het bestemmingsplan met toepassing van artikel 11 van de WRO is uitgewerkt. Met het oog op deze strijdigheid heeft verweerder vrijstelling van het bestemmingsplan ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WRO verleend.
20. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn in het onderhavige geval voldoende concrete, objectieve gegevens voorhanden om aan te nemen dat de tenten tot uiterlijk 15 februari 2008, en derhalve niet langer dan vijf jaar in stand zullen blijven. Voorts ziet de voorzieningenrechter vooralsnog onvoldoende aanknopingspunten voor de veronderstelling dat sprake is van een jaarlijks terugkerende activiteit op onderhavige locatie. Ter zitting is zijdens verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat eerst een evaluatie zal plaatsvinden en dat niet wordt uitgesloten dat het festival in de toekomst wordt gehouden op een terrein nabij het spoor of op het Stadhuisplein. Gelet hierop was verweerder bevoegd met toepassing van artikel 17, eerste lid, van de WRO vrijstelling te verlenen.
21. Uit het vorenstaande volgt tevens dat verweerder bevoegd was met toepassing van artikel 7 van de Leefmilieuverordening ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4 van de Leefmilieuverordening.
22. Hetgeen partijen verdeeld houdt is de vraag of verweerder in het kader van de bij het verlenen van de vrijstelling van het bestemmingsplan en de ontheffing van artikel 4 van de Leefmilieuverordening noodzakelijke belangenafweging in redelijkheid heeft kunnen besluiten om vrijstelling en ontheffing te verlenen.
23. De voorzieningenrechter wijst erop dat een dergelijke belangenafweging zich alleen leent voor een terughoudende (marginale) toetsing door de voorzieningenrechter. Het vorenstaande neemt echter niet weg dat tevens ter beoordeling staat of verweerder bij dit besluit een aantal - met name in de Awb neergelegde - uitgangspunten in acht heeft genomen, met name of niet is gehandeld in strijd met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Voor wat betreft de grief van verzoekers dat omwonenden niet deugdelijk en tijdig zijn geïnformeerd en gehoord, overweegt de voorzieningenrechter, wat daar ook overigens van zij, dat niet is gebleken dat verweerder op dit punt in strijd heeft gehandeld met bedoelde, in de Awb neergelegde, uitgangspunten.
24. Verzoekers hebben voorts aangevoerd dat het festival in het verleden plaatsvond op het Stadhuisplein en dat niet valt in te zien waarom ook thans niet is gekozen voor die locatie. Voorts hebben verzoekers gewezen op alternatieve locaties in Eindhoven nabij het spoor. De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder heeft te beslissen over het bouwplan, zoals dat bij hem is ingediend. Indien dit bouwplan aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking daarvan een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Niet aannemelijk is gemaakt dat daarvan sprake is. Voor het Stadhuisplein geldt dat deze locatie thans niet beschikbaar is, omdat daar het Glowevenement plaatsvindt. Bovendien heeft het Stadhuisplein een publieke functie en wordt het niet wenselijk geacht om deze locatie ieder jaar gedurende drie maanden aan deze functie te onttrekken. Voorts is voldoende aannemelijk gemaakt dat een locatie in de nabijheid van het spoor thans evenmin als geschikte locatie kan worden beschouwd in verband met de externe veiligheid. Verweerder heeft in dit verband gewezen op de omstandigheid dat over het spoor transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, hetgeen overigens in de toekomst mogelijk niet meer het geval zal zijn.
25. Voorts wordt overwogen dat in de door verzoekers aangevoerde belangen geen grond is gelegen voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot het verlenen van de vrijstelling en ontheffing heeft kunnen komen. Waar verzoekers hebben aangevoerd dat mogelijk sprake zal zijn van fijnstofoverlast, heeft verweerder aan de hand van een overgelegd rapport van de SRE Milieudienst van 6 november 2007 voldoende aannemelijk gemaakt dat voldaan wordt aan het Besluit luchtkwaliteit 2005.
Verzoekers hebben voorts aangevoerd dat zij vrezen voor geluidsoverlast als gevolg van het festival. Vast staat dat voor de stroomvoorziening van het festival geen gebruik zal worden gemaakt van aggregaten, maar van een vaste aansluiting met het elektriciteitsnetwerk. Van geluidsoverlast door het gebruik van aggregaten zal derhalve geen sprake zijn. Voorts heeft verweerder aangegeven dat in het kader van de evenementenvergunning voorwaarden worden gesteld aan de maximaal toelaatbare productie van geluid, zodat de wettelijke normering niet wordt overschreden. Gelet hierop zijn er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen aanwijzingen dat het bouwplan en het festival leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woongenot van verzoekers in de vorm van geluidshinder.
Verweerder heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat op het terrein Fens de aanwezige bomen worden ontzien. Ten behoeve van de plaatsing van de tenten zullen geen snoeiwerkzaamheden plaatsvinden. De accommodatie komt op een vloer te staan, welke zal worden ondersteund door stempels. Verweerder verwacht dat de belasting voor de wortels van de bomen als gevolg hiervan niet zal toenemen ten opzichte van de belasting door het gebruik als parkeerterrein. Verweerder heeft aangegeven dat de stempels zodanig zullen worden aangebracht dat de wortels van de bomen geen schade lijden.
Verweerder heeft ter zitting aan de hand van tekeningen voorts voldoende inzichtelijk gemaakt dat de tenten zodanig zijn gepland dat sprake is van een adequate doorgang tussen de binnenstad en de Bergen. Ten behoeve van de sociale veiligheid zal de doorgang van de Keizersgracht naar de Bergen worden verlicht en ook rondom het terrein zal verlichting worden aangebracht. Voorts zullen er gedurende het evenement beveiligingsmedewerkers aanwezig zijn ter voorkoming van overlast.
De voorzieningenrechter acht het voorts vooralsnog niet aannemelijk dat het festival een onaanvaardbare toename van verkeeroverlast zal veroorzaken. Weliswaar kan een festival als het onderhavige een verkeersaantrekkende werking niet worden ontzegd, maar mede gelet op de toelichting ter zitting acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat de verkeersstromen zodanig zullen worden gereguleerd dat er een spreiding over de stad zal plaatsvinden. Voorts is niet gebleken dat sprake zal zijn van een onaanvaardbare parkeerdruk ter plaatse. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de parkeervoorzieningen in de binnenstad toereikend zijn. De omstandigheid dat door de plaatsing van de tenten de parkeergelegenheid op het terrein Fens vervalt, doet daar niet aan af. Ter zitting is bovendien aan de hand van een kaart inzichtelijk gemaakt op welke locaties bewegwijzeringen naar parkeergelegenheden zullen worden aangebracht.
26. Alhoewel de op te richten tenten met het ijssculpturenfestival op het terrein Fens een aantasting van het woongenot van verzoekers met zich zal brengen, is deze aantasting naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet van een dusdanige omvang, dat verweerder de belangen van verzoekers bij het behoud van een ongeschonden woongenot zwaarder had moeten laten wegen dan het belang van vergunninghouder bij realisering van het plan, en het algemene (economische) belang bij het organiseren van dit festival. Dat er volgens verzoekers meer omwonenden zijn die zich niet met het bouwplan van vergunninghouder en het festival kunnen verenigen, maakt tenslotte niet dat verweerder reeds daarom van het verlenen van vrijstelling, ontheffing, en bouwvergunning had moeten afzien.
27. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder dan ook in redelijkheid kunnen besluiten om vrijstelling van het bestemmingsplan en ontheffing van de Leefmilieuverordening te verlenen en heeft verweerder voor dit bouwplan terecht bouwvergunning verleend. Hetgeen door verzoekers meer of anders is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Het besluit zal waarschijnlijk in bezwaar stand houden.
28. Gelet op het voorgaande bestaat er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
29. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus gedaan door mr. L.C. Michon als voorzieningenrechter in tegenwoordigheid van mr. J.F.M. Emons als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2007.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschriften verzonden: